Eenzaam
“Wilt u mij helpen een uitvaart te regelen? Ik ben de mentor van een mevrouw die ik al jaren bezoek, en zij is zojuist overleden.” Natuurlijk wil ik dat en we spreken af in het verzorgingshuis waar mevrouw de laatste jaren woonde. Het is ‘s ochtends vroeg en er is nog bijna niemand op de weg. Een groot gevoel van melancholie overvalt me. Als ik gebeld wordt door een mentor dan zijn er waarschijnlijk geen nabestaanden die zich om deze mevrouw kunnen bekommeren.
In het tehuis word ik naar haar kamer gebracht. Ik zie een dame in bed liggen. Samen met een van de verplegenden verleen ik de laatste zorg. We wassen haar en kleden haar voor de laatste keer aan. Omdat zij al jaren dementerend is, ligt er een fotoboekje naast haar bed. Een fotoboekje van een heel leven. Ik zie een baby, een prachtige puber, een oogverblindende bruid met een bruidegom aan haar arm en vrolijke vakantiefoto’s.
Hoe bedroevend makkelijk is het om eenzaam te worden. Het gemis aan familieleden vergroot bij mij het gevoel verantwoordelijk te zijn om deze vrouw, met haar hele leven achter zich, een mooie, gedenkwaardige laatste reis te bezorgen.
Op de dag van de uitvaart zitten haar mentor en verzorgenden in de stilteruimte van het verzorgingshuis rondom haar mooie witte kist. Om de beurt wordt er iets gezegd. We luisteren naar muziek. Met de uitvaartbus reizen we naar Amsterdam waar ze zal worden begraven in een familiegraf. Op haar kist de rode rozen waar ze zo van hield. Ze wordt geschouderd door zes draagsters en samen brengen we haar naar haar rustplaats. Met een laatste groet nemen we afscheid van een bekende.